Deze website maakt gebruik van cookies om de website te verbeteren: om basisinstellingen te onthouden en om pagina's te delen via social media. U kunt het gebruik van cookies door onze website zelf beheren. Als u gebruik wilt maken van alle functionaliteiten op deze website, klik dan hieronder op Accepteren.
Met behulp van de onderstaande instellingen kunt u een keuze maken uit de cookies die u wilt accepteren. Het niet accepteren van cookies zal resulteren in een beperkte functionaliteit binnen de website.
Mensen
discussiëren vaak over de voor en tegens van de Jacht en/of
Faunabeheer. Vooral over de wijze waarop we met onze "medebewoners” van
de ruimte, waarin we wonen omgaan. De mens is eigenlijk een dominante
bewoner van zijn omgeving. Bij voorkeur moet die aangepast worden aan
zijn wensen en behoeften. De mens wil ongestoorde aanvoer van goed en
goedkoop voedsel, een goed en liefst ruim onderdak, eenvoudig transport
en maximale veiligheid. In de basis is alles gericht op overleven en
genieten. Het gevolg is een ongebreidelde groei van steden en wegen: de
natuur wordt verdrongen. De fauna moest zich zien te handhaven in de
resterende natuur.
De wijze waarop we tegen het dierenrijk aankijken is de laatste eeuw sterk veranderd. Werd voorheen simpelweg afgewogen of eendier nuttig dan wel schadelijk was, tegenwoordig kijken we daar vanuit heel andere gevoelens en gedachten naar. Onder invloed van prachtige Disneyfilms werden verschillende
dieren sterk vermenselijkt: Bambi is daarvan een goed voorbeeld.
Allerlei menselijke gedachten en vooral gevoelens worden aan dieren
toegedicht: de vos is sluw, het hert is lief/schattig, de (teddy-) beer
een warme, zachte knuffel. Onder invloed van natuurstudies en
natuur-films werden voorheen veelal onzichtbare, maar oh zo belangrijke
functies van het dierenleven ontdekt. Ook belangrijk voor de mens. Dat
leidde mede tot de afgelopen jaren heersende opvatting, dat de mens niet
mag ingrijpen in de natuur en ongestoord haar gang kunnen gaan.
Deze
menselijke beslissing leidde weer tot een ongebreidelde groei van de
dierpopulaties in de natuur. Diezelfde mens heeft om de beoogde veiligheidsniveau voor haar soort te bereiken immers alle grote
roofdieren (beer, lynx, wolf, arend) uitgeschakeld of verjaagd.We willen ongestoord kunnen wandelen in bos en hei.
Deze
(menselijke) interventie heeft voor de mens ook negatieve gevolgen:
door de groei van de populaties van de verschillende dier en
vogelsoorten ontstaat ongewenste graaf-, vreet-, schil- en andere schade
aan de voor de voedselvoorziening gekweekte flora. Mais en graanvelden
zijn "tafeltje dekje” voor herten en wilde zwijnen. Graanvelden en
erwtenbestanden worden belaagd door houtduiven en eenden. Dijken
heerlijke woongebieden voor de muskusrat en de beverrat. Ganzen eten
graag het jonge gras, dat de boer nodig heeft voor melk- en vleeskoeien.
Deze dienen weer voor de (goedkope) vleesvoorziening (koolhydraten en
eiwitten) van de mens. De als huisdier geïmporteerde kleine papegaaien,
spreeuwen en andere vogels belagen de fruitbomen. Fazanten, konijnen en
hazen vreten de volle grondgroente aan, waardoor deze niet meer
verkoopbaar is. Bij de grote hoefdieren is het de verkeersveiligheid,
die wordt bedreigd: bij de natuurlijke populatiegroei of voedselgebruik
verjagen de plaatsherten de leden van de populatie uit de leefgebieden
op zoek naar nieuwe ruimte . Ruimte waar de mens inmiddels woont en
leeft. Gevolg: overstekende dieren met verkeersongelukken tot gevolg,
omgewoelde tuinen, etc.In
een 100% natuurlijke situatie worden voerpopulaties op natuurlijke
wijze gecorrigeerd. In Nederland bestaat echter al lange tijd geen echte
natuur meer. Alles is kunstmatig aangelegd. Ook de zogenaamde
natuurgebieden. Nederland is feitelijk 100% kunstmatig ingericht.
Overpopulatie wordt in deze kunstmatige situatie door "moeder natuur”
via de haar bekende methodes gecorrigeerd door ondervoeding en ziektes,
waarvan de verspreiding weer een bedreiging vormen voor de
voedselproductie door de mens gehouden diersoorten: vogelgriep, MKZ,
Varkenspest, etc. De verspreiding van ziektes gaat eenvoudiger en
sneller door hoge dichtheden van soorten. Andere soorten passen zich aan
de situatie (bijv. ganzen en vossen) met negatieve gevolgen voor de
voedselproductie van de mens
Wanneer
men objectief naar deze relaties tussen de gebruikers van de ruimte
waarin we leven kijkt, is er steeds een situatie waarin verstoring van
de balans tussen de verschillende belangen van de elementen van "moeder
natuur” i.c. mens en dier/vogel de oorzaak is van misstanden. Let wel:
veelal veroorzaakt door de (overpopulatie van de) mens zelf.Dat is immers de kern van moeder natuur: Balans. Steeds als er een te veelvan
een soort ontstaat is er een andere soort die hiervan profiteert dan wel
er onder lijdt. Tijdelijk of over langere tijd gezien. Door het
ontbreken van de voor de mens bedreigende schakels in de natuurlijke
voedselketens ontstaan onhoudbare situaties.
In
de afgelopen eeuw maakte de mens nog veelal rechtstreeks deel uit van
deze natuur, doordat men ertussen woonde, er deel van uit maakte én zo
de gevolgen van haar optreden direct zag of ervoer. Faunaschade was een
onderdeel van het leven. Zolang deze schade economisch gezien in balans
werd gehouden, werd de dier- en vogelpopulatie grotendeels met rust
gelaten. En werd een surplus van de populatie "afgeroomd” door jacht,
waardoor weer kwalitatiefhoogwaardig
natuurvlees voor de mens beschikbaar kwam. Vele jaren werd dit
mechanisme in balans uitgevoerd en gewaardeerd. Door de eerder genoemde
ontwikkelingen en vermenselijking van het dier ontstond bij delen van de
bevolking, die niet meer in direct contact
stonden met de natuur grote weerstand tegen gebruik van de dier- en
vogelpopulaties op deze wijze. En verstoorden door de dogmatische wijze
waarop deze overtuigingen aan de maatschappij worden opgelegd, onbedoeld
de aanwezige evenwicht opnieuw of nog veel verder. Een
deel van de maatschappij wenste zijn handen niet vuil te maken aan het
noodzakelijk doden van de overpopulatie en laat dat liever over aan
moeder natuur. Een heel dubbel voorbeeld van deze hypocrisie zijn de
Oostvaardersplassen: een natuurgebied inrichten met een hek er omheen,
dit gebied bevolken met grote hoefdieren maar niet beheren leidde tot de
hongerdood van honderden herten, paarden en oerrunderen. Feitelijk en
nuchter bekeken, werden ondanks protesten daartegen in brede lagen van
de bevolking in principe "gehouden” 1) dieren 4-6 maanden willens en wetens aan hun lot wordt overgelaten)
Dit
alles plaatst de mens, die jaagt in een welhaast onoplosbaar dilemma.
De jager oogst vanuit
het "wise use”-principe het surplus en beperkt zo
ook de eventueel optredende faunaschade tot een aanvaardbare omvang. De
jager levert door zijn verantwoord handelen ook een belangrijke bijdrage
aan de maatschappij, zodat zowel de grondgebruiker als de consument
binnen de daarvoor aanwezige economische kringlopen en wetten op goede
en verantwoorde wijze kan overleven. Ook de stadsbewoner, die feitelijk
niet meer deelneemt aan de natuur, wordt zo voorzien van goed en
betaalbaar voedsel. Het is economisch niet goed haalbaar gebleken de
taak van populatiebeheer neer te leggen bij daartoe speciaal aangestelde
en betaalde medewerkers. Deze rol van populatie-beheerder wordt door de
maatschappij meer en meer neergelegd bij de beschikbare al in het
buitengebied optredende jager. Feitelijk neemt een volgens het "wise
use-”principe handelend jager als één van de weinigen van zijn soort
verantwoordelijkheid voor het in balans houden van de populaties dieren
en vogels, waarmee hij zijn leefomgeving deelt. De jager zelf worstelt
hier steeds mee: enerzijds beleeft hij grote voldoening aan zijn
handelen: het natuurlijk product dat hij op de meest natuurlijke manier
verzorgt, beheert en uiteindelijk oogst. Anderzijds wordt hij door een
deel van de maatschappij verguist vanwege ditzelfde handelen. Om de
publieke opinie te sussen worden allerlei juridische regels ontworpen en
opgelegd, waardoor bovendien het effectief handelen van de jager en
goed faunabeheer ernstig wordt gehinderd.
Een jager verwoorde het eenvoudig als volgt: "Ik vind dat je jager bent, én
aan faunabeheer doet. Faunabeheer is beheer van populaties om balans te
houden. Ik doe dat enerzijds omdat ik er plezier in heb om te jagen. En
anderzijds omdat het mijn taak is richting grondgebruiker/ maatschappij
(ook al snapt deze dat niet altijd). Er mag best gezegd worden dat het
leuk/ plezierig is om te jagen. Bijv. hazen en fazanten jagen doe ik met
name om het jagen zelf, het sociale aspect dat erbij hoort en het
wildbraad, niet voor het beheer. Ganzen, vossen, duiven e.d. is echter
puur noodzakelijk beheer. Dat je het leuk vindt, daar moet je niet voor
weglopen.”
De
maatschappij mag best meer waardering tonen voor de mensen, die
verantwoordelijkheid nemen in het natuurbeheer voor nu en later: jagers
én faunabeheerders. Om met een citaat van de alom bekende Loesje te
eindigen : "zorgen moet je niet maken, zorgen moet je doen". Voor
elkaar! En ook voor moeder natuur.
1)
"Gehouden" dieren is een juridische term, de aanduiding voor huis- en
boerderijdieren, waarbij de houder de verantwoordelijkheid heeft het
dier correct te verzorgen = onderdak, voedsel en veiligheid te
verschaffen.