TORENVALK [Falco tinnunculus]
De
torenvalk is de meest voorkomende valk in ons land. Het roodbruine
mannetje is gestippeld, heeft een blauwe kop en weegt 250 gr. Het
vrouwtje is ook roodbruin, maar in tegenstelling tot het mannetje is zij
gestreept. In de vlucht herkennen we hen aan de lange, puntige vleugels
en de lange staart.
Sommige onder deze vogels kunnen we beschouwen als standvogels, terwijl andere eerder zwervers zijn.
Biddend,
met de kop in de wind, jaagt de torenvalk in open veld op muizen en
insecten. Deze vogel is geen snelle vlieger en verschalkt daarom minder
snelle prooien, waarop hij zich tot op de grond laat vallen. Aan zijn
klauwen ontsnappen is praktisch onmogelijk.
In mei legt het vrouwtje 4 tot 6 eieren in oude kraaiennesten, kerktorens of nestkasten. naar boven
|

|
|
SLECHTVALK [Falco peregrinus]
De snelste valk treffen we in Nederland nog maar sporadisch aan er zijn geen broedgevallen bekend.
Het mannetje weegt tussen de 500 gr. en de 600 gr. , terwijl het vrouwtje een maximumgewicht van 1200 gr. kan bereiken.
Schalieblauw
met een bruine baardstreep langs de nek en onder geel-wit met strepen
suist de slechtvalk op lange, puntige vleugels en een al even lange
staart voorbij. De baardstreep wordt breder en zwart naar gelang de
vogel ouder wordt.
Zwarte
ogen achtervolgen in open terrein merel, spreeuw, (hout)duif,
lijsterachtigen en kraaiachtigen. Met een snelheid van 320 km/u slaat
hij zijn prooi, die van achteren met de klauwen gegrepen wordt. Erg
smakelijk is het uitzicht van de prooi na de maaltijd niet!
De
slechtvalk komt hier voor tijdens de trek en soms overwintert hij wel
eens. Zijn horst bouwt deze cultuurvluchter in een rotswand.
Informatie over voorkomen in Nederland:
Wat de slechtvalk betreft;in 2003 17 territoria!
Van deze 17 paren kwamen er 13 paar tot eileg,waarvan 4 paar in Limburg.
De 13 paar brachten in totaal 27 jongen groot.
Van deze 13 paar zaten er 10 in nestkasten.
Informatie van de Werkgroep Roofvogels Nederland via "De Takkeling" 2004 nummer 1. naar boven
|

|
|
HAVIK [Accipiter gentilis]
De
havik is zo groot als de slechtvalk, het mannetje weegt 700 gr. en is
1/3 kleiner als het vrouwtje dat een gewicht van 1100 gr. heeft. Dit
gegeven bezorgt het mannetje de naam "terzel".
De
bovenzijde van deze vogel is grijsbruin en onderaan merken we wit met
zwarte strepen. Als hij jong is, heeft deze vogel een bruine
wenkbrauwstreep en is zijn borst bruin wit gedruppeld. De iris van het
oog is geel en verkleurt tot rood bij de oudere vogels.
Ronde
vleugels en een lange staart kenmerken hem in de vlucht. Deze
standvogel is een echte bosvogel, waar hij met grote snelheid zijn
vliegende of lopende prooi verrast. Konijn, rat, haas, fazant, patrijs,
kraai, duif en spreeuw, alle staan zij op het menu van deze grijpdoder.
Het vrouwtje pakt meer prooien in het veld: ze is te zwaar om vogels te
verschalken. Zijn nest vinden we hoog in de bomen en heeft soms 1 meter
doorsnede.
Verlies
niet uit het oog dat een havik in het jachtveld ook meer wild opbrengt.
Hij verdelgt immers heel wat predatoren zoals, kraaien en eksters! naar boven
|

|
|
KIEKEDIEF
In deze familie vinden we drie individuen: de grauwe, de blauwe en de bruine kiekedief.
Deze vogels zijn ongeveer 52 cm groot.
We
kennen hen als zomergasten die achteraf wegtrekken. Schommelend,
zwevend en plots kleine duikjes nemend, vliegt hij laag over de heide,
riet en cultuurland. Lange vleugels dragen hem en de lange staart stuurt
deze loer- en bersjager naar vochtige gebieden. Hij vindt zijn voedsel
vooral op de grond: muizen, kikkers, maar ook vogels en eieren horen tot
zijn spijskaart. Met de klauwen grijpt en doodt hij zijn prooi. De
kiekendief behoort tot de grondbroeders. In april - mei legt de
kiekedief 3 tot 6 kalkwitte eieren. naar boven
|

Blauwe kiekedief |
|
|
BUIZERD [Buteo buteo]
De
buizerd is een bewoner van bosachtige streken, hij komt derhalve vrij
veel voor in Nederland In de minder beboste delen van is het bestand
kleiner, toch kunnen over het algemeen zeggen, dat de populatie sterk
toeneemt.
Deze sterkgebouwde vogel heeft dezelfde grootte als de havik, maar is niet zo behendig en vooral minder snel.
Vergeleken met de havik heeft de buizerd een iets dikkere kop en een variabel verenkleed.
Mannetje
en vrouwtje meten beide 53 cm. Brede ronde vleugels kenmerken de trage
vleugelslag en een afgeronde, brede maar kortere staart doet ons de
standvogel herkennen. Zwevend en hoog in de lucht zoeken zijn bruine
ogen naar een prooi op de grond. geregeld zit hij op de uitkijk in bomen
langs de weg of op palen. Van op geringe hoogte laat deze loerjager
zich op zijn prooi vallen. 98% van zijn voedsel bestaat uit muizen, 2%
uit aangeschoten en ziek wild (= trage prooien). Met de klauwen worden
de kleine prooien gegrepen en gedood. Soms krabt hij op de grond op zoek
naar maden en regenwormen.
In het zelfgemaakte horst worden in april 3 à 4 eieren gelegd. naar boven
|

Buizerd |
|
SPERWER [Accipiter nisus]
Kleiner als de havik heeft de sperwer een grootte van 30 à 40 cm.
Het mannetje weegt 250 gr. en het vrouwtje 350 gr.
De
bovenzijde van het mannetje is leigrijs met een witte nekvlek, onder is
hij roodbruin gestreept. het vrouwtje is boven zwart en bruin met een
witte wenkbrauwstreep. Onderaan is zij geelbruin gebandeerd; zij lijkt
wel een havik in het klein.Deze roofvogel steunt op lange, gele poten en
zijn ogen hebben een gele iris. In de vlucht herkennen we hem aan de
afgeronde, korte vleugels en de lange staart.
We treffen de sperwer meestal aan als een standvogel, maar er komen ook heel wat wintergasten voor.
Razendsnel
achtervolgt de sperwer zijn prooi, die hij in volle vlucht op de grond
verrast. Hij jaagt in kleine, lichte bossen op muizen, konijnen, hazen
en jonge vogels. Met zijn klauwen grijpt en doodt het mannetje prooien
tot de grootte van een lijster en het vrouwtje tot een bosduif. In mei
legt de sperwer 3 tot 4 eieren in het nest dat de sperwer zelf in bomen
bouwt. naar boven
|

De Sperwer |
|
|
WOUW [Milvus]
In deze familie onderscheiden we twee individuen: de zwarte wouw en de rode wouw.
Beiden hebben zweefvliegers de grootte van een buizerd.
Kenmerkend, zeker in de vlucht, is hun gevorkte staart, die bij de rode wouw een zeer diepe inkeping heeft.
naar boven
|

Zwarte wouw |
|
VISAREND [Pandion haliaetus]
Deze arend is 70 cm. groot en weegt 1500 à 1800 gr.
Hij leeft uitsluitend van vis en maakt prachtige duikvluchten om zijn maaltijd te vangen.
We nemen hem in voor- en najaar waar in Limburg bij de Maasplassen en in Flevoland alleen als hij op doortrek is.
naar boven
|

Visarend |
|
RUIGPOOTBUIZERD[Buteo lagopus]
Deze buizerd komt in Nederland niet voor als broedvogel.
Van gestalte is hij iets groter dan de gewone buizerd en heeft loopbenen die tot op de klauwen behaard zijn.
Dit kenmerk is uiteraard niet waar te nemen in de vlucht, wel het "bidden" zoals bij de torenvalk!
De volwassen vogel is grauw of wit tot zwart gekleurd, terwijl bruin de hoofdkleur is bij het jonge dier.
De
kopveren zijn witachtig met afwisselend een donkerbruine schachtstreep.
De keel is wit met donkere, fijne lengtestreepjes, de buik schildert
zich roomkleurig wit. Op het menu van de ruigpootbuizerd staan vooral
muizen. In september komt hij uit Scandinavië en in het voorjaar
vertrekt deze vogel weer. naar boven |

|
|
WESPENDIEF [Pernis apivorus]
Deze 55 cm. grote stootvogel is zeldzaam in onze streken, maar komt meer voor in de Ardennen.
Onderaan
is hij bruin en heeft schachtstrepen; rug, vleugels en staart kleuren
zich sepiabruin. De kop is grijsbruin tot asgrauw getint en we merken
schubachtige veertjes rond de ogen plus een oogstreep. Het loopbeen is
geschubd en de nagels zijn ten opzichte van andere roofvogels minder
sterk gekromd. Hij heeft deze immers nodig om wespennesten uit te
krabben. De wespendief heeft een trage vlucht, maar met zijn 700 à 800
gr. loopt hij toch vrij behendig. Kikkers, hagedissen, rupsen, kevers en
muizen behoren tot zijn dis. Larven van wespen zijn voor deze vogel een
noodzaak in de broedtijd en bij het grootbrengen van zijn jongen. Een
standvogel is de wespendief niet: in augustus vertrekt hij naar Afrika
en in april keert hij terug naar zijn oud horst. Daarin legt hij begin
juni 2 eieren.
naar boven |

Wespendief |
|
STEENAREND [Aquila chrysaetos]
Deze 79 tot 95 cm. grootte zeldzame gastvogel is samen met de zeearend één der sterkste roofvogels.
Het mannetje heeft een spanwijdte tot 210 cm en het vrouwtje tot 230 cm.
Deze vogel is donkerbruin van kleur waarvan de kop en hals goudgeel gekleurd zijn, de ogen zijn lichtbruin.
Lange,
brede vleugels, in de vlucht een beetje gebogen, V-vormig gehouden.De
handpennen zijn sterk gespreid. Grote staart die nauwelijks rond loopt.
Deze poten van deze vogel zijn bevederd en zijn voorzien van sterke
klauwen. Marmotten, sneeuwhoenders, sneeuwhazen jonge gemzen, reeën en
vossen staan voor deze vogel op het menu. In maart - april legt hij 2
tot 3vuilwitte, bruinachtig en grijsgevlekte eieren. naar boven
Met dank aan WBE Susteren/Graetheide
|

Steenarend |
|
|
|
|